Hoe is de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg? Over die vraag vliegen sommigen elkaar nog net niet in de haren. In de 5e Els Borst lezing probeerde Joris Slaets duidelijkheid te scheppen in die kwaliteitsdiscussie. Pleidooi voor een ander perspectief.
‘De oriëntatie van onze zorg heeft veel weg van het gedachtegoed van Schopenhauer,’ aldus Slaets, in het dagelijks leven directeur van de Leyden Academy on Vitality and Ageing en hoogleraar ouderengeneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Schopenhauer stelde dat geluk een illusie is en lijden reëel. In onze zorg staan klachten en narigheid centraal, én het streven die klachten en die narigheid op te heffen of te beperken. En als ons dat lukt op een technisch goede manier, vinden we dat kwaliteit van zorg.’
Dit idee past binnen wat Slaets het normatieve kader of het normatieve perspectief op kwaliteit noemt. Daarmee bedoelt hij ‘de bibliotheek aan normen, regels en procedures in de zorg, die kwaliteit meetbaar, controleerbaar, vergelijkbaar en voor iedereen geldend maakt.’ Op zich goed dat zulke richtlijnen er zijn, benadrukte hij, want ze bieden een garantie voor veilige en verantwoorde zorg voor iedereen.
Wat doet ertoe voor u?
Maar dat kader, met als exponent bijvoorbeeld evidence based medicine, heeft wel erg de overhand gekregen in zorg en toezicht. Ook de IGZ toetst en beoordeelt vooral aan de hand van die normen, regels en procedures, stelde Slaets. ‘Kwaliteit in een spreadsheet.’ Met name ouderen en chronisch zieken hechten echter veel minder dan wij denken aan dit normatieve kader met zijn prachtige richtlijnen. ‘Ik herinner me een gesprek met een collega-orthopedisch chirurg. “Begrijp jij dat nou?” vroeg hij. “Veel van de kunstledematen die wij maken voor ouderen blijken al na een paar maanden in de kast te blijven staan omdat mensen het niet belangrijk vinden.”
Hij schetste dan ook een tweede kader, een tweede perspectief op kwaliteit van zorg. Hij noemde dat het narratieve kader en hij vindt dat dat veel meer aandacht verdient wanneer het gaat om de vraag hoe we patiënten en cliënten kwaliteit van zorg kunnen bieden en hoe we die kwaliteit beoordelen. ‘Niet vragen als “Waar heeft u pijn?” of “Waar ondervindt u de meeste hinder van?” staan hier centraal, maar de vraag: wat doet er voor u het meeste toe? En vaak gaat het dan om wederkerige, betekenisvolle relaties met anderen.’ Relaties met familie en vrienden, maar ook met zorgverleners, die zeker in de ouderenzorg en de zorg voor chronisch en ernstig zieken immers frequent aanwezig zijn.
Slotcouplet
Longarts en columnist Sander de Hosson illustreerde met zijn column Slotcouplet hoe zo’n betekenisvolle relatie vorm kan krijgen in de zorgpraktijk. Daarin vertelt hij hoe hij met enkele mensen de laatste wens vervult van een nog jonge, terminaal zieke longpatiënt en diens vriendin door een trouwceremonie voor hen te organiseren in zijn ziekenhuis. De tijd dringt. Tegen de verwachting in blijken alle bureaucratische deuren open te gaan en binnen een uur is de zaak geregeld, inclusief getuigen en een trouwambtenaar.
“Het hoort vast allemaal niet bij mijn taakomschrijving. Maar what the hack. Dezelfde middag kunnen ze trouwen. Ondertussen rukt de halve facilitaire staf van het ziekenhuis uit om een stilteruimte om te toveren tot complete trouwkapel. De keuken maakt een taart. Ongelooflijk. Dit is zorg. Dit is zoveel zorg.” Na afloop van de ontroerende ceremonie loopt hij met de coassistent de gang op. “We huilen. Dat mag als professional natuurlijk vast niet. Het interesseert me geen fluit.” Die nacht overlijdt de patiënt. Naast zijn vrouw.
De Els Borst lezingen worden georganiseerd door het Centrum voor Ethiek en Gezondheid.
De 5e Els Borst lezing had als titel Kwaliteit van zorg: wie mag het zeggen? De lezing is in zijn geheel terug te lezen op: www.ceg.nl.
Longarts Sander de Hosson is werkzaam in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. Zijn columns verschijnen in het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.