Ons zorgstelsel bestaat tien jaar. Reden voor de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving om met een kleine tweehonderd genodigden uit de hele sector stil te staan bij het stelsel en vooruit te kijken. Hoe ‘doet’ ons stelsel het, wat kan beter, hoe pakken we dat aan en wat zijn de consequenties?
In Europa scoort het Nederlandse zorgstelsel goed, volgens de Euro Health Consumer Index. Toch heerst er in de samenleving een gevoel van onbehagen over de zorg, blijkt uit een verkenning van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Mensen blijken de zorg te ervaren als anoniem en gestandaardiseerd. En ze maken zich zorgen over de toekomst van de zorg.
Geen meeslepende stelselwijzigingen
‘Anonimiteit en standaardisering passen voor hun gevoel niet bij de zorg. In de zorg staat juist bij uitstek de afhankelijkheidsrelatie tussen mensen centraal. Een relatie die ook nog eens waardegeladen is,’ legde Pauline Meurs, voorzitter van de RVS, uit. De opdracht die de Raad voor de komende jaren voor alle partijen ziet, is gezamenlijk de zorg een beetje beter maken voor hen die ervan afhankelijk zijn. ‘Zodat we dat onbehagen kunnen verminderen. Dus geen meeslepende stelselwijzigingen. Dat is verleidelijk, zeker in verkiezingstijd. Een stelselwijziging biedt zelden een antwoord op de ingewikkelde vragen en problemen in de praktijk van alledag.’
Wat wel werkt is de pluriformiteit aan waarden die zichtbaar wordt in al die afhankelijkheidsrelaties in de zorg, ruimte geven. Zodat je samen met de patiënt kunt beslissen wat in zijn privésituatie de beste oplossing is. ‘Pluriformiteit moet dan ook de vierde pijler worden van het stelsel, naast kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.’ Dat betekent niet dat alle normen en regels overboord moeten. Wel dat je er verstandig mee om moet gaan en er beredeneerd van af moet kunnen wijken. ‘Het maken van afwegingen wordt belangrijk.’
Verschil moet er zijn
Zo treden vanzelf verschillen op in de zorg die mensen krijgen. En dat is niet erg. Mensen hebben immers verschillende behoeften. Verschil móet er zijn als je daar recht aan wilt doen. Dat vond ook Hugo de Jonge, wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg in de gemeente Rotterdam. Maar ook in Rotterdam herkennen ze het onbehagen dat leeft onder de burgers: “Met mij gaat het goed, met ons gaat het minder.” ‘Mensen maken zich zorgen over ongelijkheid in de zorg tussen en binnen gemeenten.’
De Jonge: ‘Verschil is echter juist een van de uitgangspunten van de decentralisaties: van ieder hetzelfde naar ieder het zijne. En overigens was de ongelijkheid er daarvoor ook al. De zorgconsumptie door de jeugd bijvoorbeeld, was altijd al heel verschillend.’ Dat wil niet zeggen dat ze er niet af en toe mee worstelen. ‘We willen maatwerk bieden en recht doen aan verschillen, zonder te vervallen in willekeur.’
Decentralisaties vragen tijd, het transformatieproces is nog gaande. ‘Gun ons die tijd. De Kamer heeft de neiging om bij lokale uitkomsten die zij ongewenst vindt, vanuit Den Haag te interveniëren, met als argument dat de politiek op landelijk niveau verantwoordelijk is voor het stelsel. Niet doen. Wij zijn ook stelselverantwoordelijk. Laten we trouw blijven aan de gedachte achter de decentralisaties: van een inclusieve staat naar een inclusieve straat. Ieder het zijne, met aanzien des persoons.’