Hans du Prie, bestuurder van onder meer Horizon Jeugdzorg en Onderwijs, heeft het nog nooit zo druk gehad. ‘Sinds kerst hebben we vier nieuwe groepen moeten openen vanwege de vele crisisaanvragen voor zware zorg.’ Hij vindt dat we opener moeten spreken over de dilemma’s van de decentralisatie. Om die vervolgens samen aan te pakken.
Realistisch zijn
Hij hoort wethouders roepen: Laten we beginnen met elkaar complimenten te geven over hoe goed het gaat. ‘Ik zeg: Laten we stoppen met ons daardoor te laten meevoeren. Ik constateer dat we kinderen te lang vasthouden in de eerste lijn. Begrijp me goed, heel veel kan daar opgelost worden. Maar niet alles. Als het daar na eindeloos proberen niet blijkt te lukken, komt een kind alsnog in de zware zorg terecht, en intussen is de situatie er natuurlijk niet beter op geworden. We zien het aan de nieuwe groepen in onze instelling.’
Dagvoorzitter Piet-Hein Peeters polste de zaal: ‘Herkent u dit?’ Een flink aantal handen ging de lucht in. Du Prie: ‘Laten we dus realistisch zijn en met elkaar erkennen dat er altijd kinderen zullen zijn voor wie begeleiding door een wijkteam niet de oplossing is. Die hebben behandeling nodig, bij voorkeur in een gesloten instelling, met het hele gezin.’ Maar die knop moet nog om bij wethouders. ‘Daar is een attitudeverandering voor nodig. Het doel van zorg is dat iemand zich uiteindelijk weer kan handhaven in de maatschappij. Dat doel moet dus ook de leidraad zijn bij de vraag welke zorg een kind en het gezin nodig hebben.’
Woud aan bekostigingswijzen
Nog zo’n dilemma: De decentralisatie gaf gemeenten veel vrijheid in de uitvoering, zodat ze konden aansluiten bij de lokale situatie. Consequentie daarvan is echter ook een enorme variëteit in die uitvoering en daarmee een forse toename van de administratieve lasten voor aanbieders en gemeenten. Terwijl eenvoud toch een van de leidende principes van de Jeugdwet was. Zo is er ‘een woud aan bekostigingswijzen ontstaan,’ aldus Monique Peltenburg, voorzitter van de werkgroep Integrale bekostiging van de VNG en secretaris/adviseur Netwerk Directeuren Sociaal Domein. Dat kan eenvoudiger.
Zij presenteerde drie hoofdmodellen voor bekostiging die voldoen aan de criteria eenvoud en resultaatgerichtheid. Enkele gemeenten werken sinds dit jaar voor de jeugdzorg met varianten van twee van de drie modellen.
1. Taakgerichte bekostiging: De aanbieder krijgt een budget dat is gekoppeld aan een taak of een opdracht voor een hele doelgroep. Acceptatieplicht is een belangrijke leveringsvoorwaarde. Resultaten komen in een gesprek met de aanbieder aan de orde. Diens toegevoegde waarde is hierbij een van de gespreksonderwerpen. De gemeenten Hollandse Kroon en Utrecht gebruiken een variant van dit model.
2. Inspanningsgerichte bekostiging, ook wel productiebekostiging: Iedere geleverde inspanning wordt betaald, per uur of per dag, eventueel met een budgetplafond per aanbieder. Dit model is in een advies uitgewerkt voor de gemeente Amsterdam, het wordt nog niet uitgevoerd.
3. Outputgerichte bekostiging: Er wordt betaald per zorgarrangement, per cliënt. Ook hier hebben aanbieders een acceptatieplicht. Resultaten (vanuit het perspectief van de cliënt) komen in een gesprek met de aanbieder aan de orde. De gemeente West-Brabant West werkt met een variant van dit model.
Op dit moment worden de modellen verder uitgewerkt. Het streven is ze per 2017 gebruiksklaar te hebben, zodat er vanaf dat moment meer eenheid en eenvoud in de uitvoering zal kunnen zijn.
Harmoniseren
Op het gebied van verantwoording pleit de werkgroep er eveneens voor de administratieve lasten te verminderen. Gemeenten willen kunnen monitoren en ze willen verantwoording over productie en resultaten. Aanbieders zijn daarnaast verplicht beleidsinformatie bij het CBS aan te leveren om te helpen het zorggebruik in Nederland in kaart te brengen. Peltenburg: ‘Ons advies is om hierin te harmoniseren en te streven naar eenvoud. En sluit aan bij wat al van aanbieders gevraagd wordt door anderen.’
Drempel
Een dilemma voor cliënten ligt in de toegang tot jeugdhulp, stelde Jacqueline van der Zwaard, regioadviseur bij CliC, Cliënten Centraal in jeugdhulp. ‘Jongeren ervaren een drempel. Ze kennen het wijkteam niet, ze kennen het schoolmaatschappelijk werk niet. Ze weten dus niet waar en hoe ze hulp moeten vragen. De meesten komen tenslotte via via bij jeugdhulp terecht of worden door de huisarts doorverwezen. Soms ook is het wijkteam gevestigd in het gemeentehuis. Dat werkt extra drempelverhogend.’
In De Bilt is dat probleem effectief opgelost, reageerde de coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin aldaar die in de zaal zat. ‘Wij hebben een ambulant medewerker die nauw samenwerkt met de huisartsen. Vermoedt een huisarts problemen, dan vraagt hij het gezin toestemming voor een bezoek van de CJG-medewerker. Die samenwerking gaat uitstekend en heeft voor de jongeren en de gezinnen al heel veel opgeleverd.’
Dit congres werd georganiseerd door Gemeentenucongressen.