Gemeenten en onderzoekers. Ze weten elkaar maar mondjesmaat te vinden. Dat komt onder meer doordat wederzijdse verwachtingen over het doel en de waarde van onderzoek voor het gemeentelijk beleid niet altijd matchen. ZonMw organiseerde een netwerkbijeenkomst voor onderzoekers en gemeenten.
Om onderzoek, beleid en praktijk meer van elkaar te laten leren en profiteren heeft ZonMw het Netwerk Bruikbaar Onderzoek opgezet. Er is onder meer een LinkedIn groep en er zijn netwerkbijeenkomsten zoals deze, waar onderzoekers en beleidsmakers elkaar ontmoeten en ideeën en ervaringen uitwisselen. Het netwerk staat open voor alle sectoren in de zorg.
Academische Werkplaatsen
Lex Burdorf, hoogleraar Determinanten van Volksgezondheid in het Erasmus MC, schetste waar samenwerking tussen wetenschap en beleid zoal toe kan leiden. Burforf is ook coördinator van CEPHIR, de Academische Werkplaats Publieke gezondheid voor Rotterdam-Rijnmond. Nederland kent elf van zulke Werkplaatsen. Ze zijn opgericht met subsidie van ZonMw. Er zijn overigens ook Academische Werkplaatsen op andere beleidsterreinen, zoals Jeugd en Transformatie Jeugd.
In CEPHIR (en de andere Academische Werkplaatsen) werken onderzoekers en beleidsmakers samen met als doel het evidence based werken een vaste plek te geven in beleid en praktijk. Een van de onderzoeken die daar in Rotterdam aan heeft bijgedragen is Modellering volksgezondheidsverschillen in de stad. Uit een onderzoek van de GGD Rotterdam-Rijnmond bleek de gemiddelde Rotterdammer ongezonder dan de gemiddelde Nederlander. Vraag van de gemeenteraad aan B&W: Welke inspanningen zijn nodig om die achterstand terug te dringen?
Klein Maar Fijn
B&W schakelde CEPHIR in om dat te laten onderzoeken. Maar op zo’n vraag wil een gemeente wel een snel antwoord. Begrijpelijk. Een gemeenteraad wil dat de bestuurder in actie komt. De beleidscyclus is kort. De zittingstermijn van een wethouder is vier jaar – als het meezit. Een diepgaand promotieonderzoek is dus niet zo geschikt. CEPHIR koos voor het Klein Maar Fijn concept: toegepast wetenschappelijk onderzoek met een doorlooptijd van maximaal drie maanden.
Onderzocht werd hoe groot de achterstand was, wat de verklarende factoren waren en welke interventies op grond daarvan konden bijdragen aan het inhalen van die achterstand. De uitkomsten waren enigszins verrassend. Slechts 15 tot 20 procent werd veroorzaakt door gedrag en milieu. Opleiding en inkomen wogen veel zwaarder als verklarende factoren (30 tot 50 procent). ‘Er kwam daarom bij de gemeente meer aandacht voor de factor arbeid als medicijn. Dat was tot op dat moment nauwelijks gebeurd.’
Googelen
Burdorf: ‘De Klein Maar Fijn onderzoeken vormen een prachtig instrument om een brug te slaan tussen onderzoek en beleid. Ze zijn een mooie tussenvorm tussen snelle antwoorden en lang-cyclische kennisverwerving zoals promotieonderzoeken.’ Voorwaarde is wel dat de opdrachtgevers zich willen committeren aan het onderzoek en de uitkomsten accepteren. ‘Het is natuurlijk niet onze rol om gewenste uitkomsten te legitimeren.’
De onderzoeksvragen moeten verder generaliseerbaar zijn. ‘Ik heb wel eens verzoeken geweigerd omdat ze te specifiek waren. Anderen moeten er ook mee verder kunnen. Of de vragen zijn te veelomvattend, zoals: “Wat is de effectiviteit van de decentralisaties?” Het mag duidelijk zijn dat het Klein Maar Fijn concept daar niet geschikt voor is.’ Net zomin als voor het vullen van kennishiaten van beleidsmedewerkers. ‘Bij sommige verzoeken gaat het helemaal niet om een wetenschappelijke vraag, maar om een kennisvraag waarop het antwoord allang bekend is. Veel kennis is gewoon te googelen.’
Overzicht
Gemeenten moeten dus leren de juiste vragen te stellen. Maar ook onderzoekers hebben nog een paar slagen te maken, vond Kristine Mourits, beleidsadviseur bij de gemeente Nijmegen en daarnaast werkzaam bij de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid AMPHI, voor Gelderland en Brabant. ‘Als gemeente krijgen we zo ongeveer elke onderzoeksgroep van én de Radboud Universiteit én de Hogeschool Arnhem Nijmegen langs met onderzoeksvoorstellen. En ze weten het van elkaar niet. Dat terwijl de gemeente niet eens een groot financier van onderzoek is.’
Mourits: ‘Misschien zou daar eens wat meer afstemming in kunnen komen. Soms komen ze zelfs met identieke voorstellen.’ Maar, zo bracht een van de deelnemers in, de concurrentie tussen onderzoekers is moordend. ‘Dus of dat gaat gebeuren?’ Ander punt: door het grote aanbod raakt ook het overzicht een beetje zoek. Wat is waar te halen als het om onderzoek gaat en wie is waar specialist in? ‘Gemeenten hebben behoefte aan zo’n overzicht,’ aldus Mourits.
Een vraag die tijdens de subsessies meermalen terugkwam: wat is er allemaal al onderzocht en waar en hoe vind ik die kennis? Enkele suggesties: ‘Via kennismakelaars bij grotere gemeenten en ministeries.’ ‘Via subsidieadviseurs.’ Maar inderdaad, de behoefte aan verbinding en het delen van kennis is er nog niet echt bij onderzoekers, gaf ook Barbara van der Linden aan, stafmedewerker bij ZonMw en betrokken bij het Netwerk Bruikbaar Onderzoek. Burdorf: ‘We zouden in alle sectoren iets soortgelijks moeten hebben als het Nationaal Kompas Volksgezondheid van het RIVM. Dan zijn we al een heel eind met dat delen.’
Meer informatie over het Netwerk Bruikbaar Onderzoek vindt u hier: www.zonmw.nl