Een van de sprekers op het Congres Jeugdzorg 2015 zag ‘een chaotische welwillendheid’ in de jeugdzorg sinds de invoering van de Jeugdwet. Is het zo erg? Op het gebied van inkoop en kwaliteit zijn nog wel wat noten te kraken, maar er liggen ook mooie kansen, zo bleek.
Tom van Yperen, bijzonder hoogleraar Monitoring en innovatie zorg voor jeugd aan de Rijksuniversiteit Groningen en expert bij het Nederlands Jeugdinstituut, was positief over het nieuwe jeugdzorgstelsel. ‘Het is veel minder versnipperd en er is meer samenhang en continuïteit van zorg.’
‘Daartegenover staat dat gemeenten nog te weinig zicht hebben op de kwaliteit van zorg.’ De kinderombudsman verwoordde het in zijn recente rapport als volgt: “Gemeenten hebben geen integraal beeld van het kwaliteitsniveau van de jeugdhulp en monitoren daar nog maar mondjesmaat op.” Een ander issue is de manier waarop je als gemeente op kwaliteit moet sturen. Van Yperen: ‘Wil je keiharde resultaten zien, dan gaan aanbieders voor de makkelijke cliënten en worden de moeilijke als hete aardappels doorgeschoven.’
Monitoren op outcome
Hij adviseerde gemeenten om een heldere visie op kwaliteitsbeleid te ontwikkelen. ‘Leg daarin je ambities vast en de maatschappelijke resultaten die je wilt bereiken. Zorg vervolgens dat er gemonitord wordt op kwaliteit, in het bijzonder op outcome.’
Er zijn drie basisindicatoren die helpen zicht te krijgen op outcome: uitval (denk aan no shows), cliënttevredenheid (hoe nuttig vinden cliënten de hulp bijvoorbeeld) en doelrealisatie (zoals het criterium: geen terugkeer in de jeugdhulpverlening). ‘Gebruik de afspraken en outcome percentages om als gemeente en aanbieder telkens met elkaar in gesprek te gaan over het verbeteren van de kwaliteit.’ Van Yperen noemt die cyclus een ‘meet-, spreek- en verbeterbeweging.’
Kennisachterstand
Frits van Vugt is voorzitter van enkele lokale rekenkamers die onderzoek hebben gedaan naar de transitie jeugdzorg, en adviseur en onderzoeker in het sociale domein. Hij was bijzonder blij met Van Yperens pleidooi voor monitoring. ‘De provincies deden dat nota bene al in 2009. De kennis daarover was dus allang beschikbaar, maar er is gewoon niet over gecommuniceerd. Zonde. Nu is er een enorme kennisachterstand bij ambtenaren en wethouders. En dat terwijl afspraken over outcome al in oktober gemaakt hadden moeten worden. Dat staat in de wet.’
Met name de aanbieders van specialistische jeugdzorg hebben sinds 1 januari te maken met meerdere gemeenten c.q. inkopers. Zij werken immers vaak bovenregionaal. Karakter is zo’n instelling. Bertine Lahuis, voorzitter van de raad van bestuur van dit kinder- en jeugdpsychiatrisch ziekenhuis: ‘Voorheen voerden we onderhandelingen met één representerend zorgverzekeraar. Nu heb ik elke dag wel een gemeente aan de lijn. Af en toe moet ik uitleggen dat het niet gaat om een WMO-kader maar om een GGZ-kader.’
De gesprekken met de gemeenten zijn af en toe best lastig. ‘Ik begrijp wel dat iedere wethouder zich in zijn eigen raad moet verantwoorden. Maar we kunnen wel samen de inkoop vereenvoudigen. Ik stel voor dat er geen contracten meer worden opgesteld van honderd pagina’s. En laten we meerjarenafspraken maken. Verder zou ik erop willen wijzen dat het te simpel is om te denken dat alles in de nulde en eerste lijn is op de lossen. Dat kan bij mildere problemen, maar voor de zwaardere problematiek blijft gespecialiseerde zorg nodig.’
Samenwerking
Maar als de nulde en de eerste lijn wel een oplossing kunnen bieden, kan daarmee niet zelden een beroep op zwaardere zorg worden voorkomen, met behoud van kwaliteit. En het voordeel van het nieuwe stelsel is dat de jeugdhulp uit één hand gefinancierd wordt, wat samenwerking met ketenpartners een stuk eenvoudiger maakt. Daarvan kwamen enkele mooie voorbeelden voorbij in een serie elevator pitches.
Zo worden in Amersfoort kinderen met een extra zorgvraag opgevangen binnen een aantal reguliere groepen voor buitenschoolse opvang, met subsidie van de gemeente. Deze zogeheten BSO-extra is een samenwerkingsverband van onder meer het basisonderwijs, jeugdzorginstelling Youké en Partou Kinderopvang. ‘Zo houd je een kind in zijn vertrouwde omgeving, maar krijgt het toch de hulp die het nodig heeft,’ aldus Marieke Ruijzing, marketeer bij Partou.
Koppelen jeugdhulp en onderwijs loont
Albert Veuger, adviseur en vennoot van Stade Advies, brak een lans voor samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs. Daarmee zijn al pilots gedaan in de gemeenten in de regio Lekstroom. Jeugdzorg, de Centra voor Jeugd en Gezin en de scholen werkten daar samen en pakten problemen meteen op, samen met de leerling en diens ouders. Er werden afspraken gemaakt over regievoering. Stade Advies was bij de pilot betrokken.
Veuger somt de voordelen op: ‘Met dit concept creëer je kortere en snellere routes naar ondersteuning en de trajecten zijn korter. Er zijn minder verwijzingen naar zwaardere vormen van zorg. Bovendien wordt ondersteuning via de school sneller geaccepteerd door het gezin. Deelnemende scholen zijn tevreden en kunnen zich meer richten op hun kerntaak. En voor de financier zijn de trajecten goedkoper.’
Dit congres werd georganiseerd door Reed Business Events