Leefstijlverandering is niet altijd makkelijk, zeker niet voor mensen in een lagere sociaaleconomisch positie. Welke ondersteuning is voor hen effectief en wat betekent dat voor het gezondheidsbeleid?
Onlangs sprak Gera Nagelhout haar oratie uit over gezondheid en welzijn van mensen met een lagere sociaaleconomische positie: Stap voor stap naar een gezonder leven voor iedereen. De leerstoel is verbonden aan de afdeling Gezondheidsbevordering van de Universiteit Maastricht en onderzoeksschool CAPHRI en is ingesteld namens onderzoeksinstituut IVO (Stichting Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving).
Leefstijlverandering is niet altijd makkelijk. Zelfs niet voor mensen die alles mee hebben en uit een ondersteunende en welvarende omgeving komen. Nagelhout: ‘Voor mensen die dat niet hebben, is het dus een nog veel grotere uitdaging. Zeker bij mensen met financiële problemen loopt de stress vaak hoog op. Er is dan weinig mentale ruimte om na te denken over bijvoorbeeld het eten van groente en fruit of over stoppen met roken.’
Vooraf
Ze vergeleek het met een hoge trap die moeilijk te beklimmen is. En hield haar gehoor voor dat aan het plaatsen van de voet op de eerste trede al een traject vooraf gaat. ‘Aan een intensief en informatief programma dat helpt om de trap naar een gezonder leven te beklimmen, hebben mensen niets als ze de trap niet kunnen bereiken vanwege sociaaleconomische en andere problemen. We moeten ons dus eerst focussen op het bereiken van de trap.’ Daarvoor moeten er vier dingen gebeuren:
- Mentale ruimte creëren bij mensen door de onderliggende oorzaken van sociaaleconomische gezondheidsverschillen aan te pakken. Hiervoor is het nodig dat de overheid meer maatregelen gaat nemen, dat hulpverleners meer mandaat en tijd krijgen om mensen te helpen en dat hulpverleners uit het sociale en zorgdomein met elkaar gaan samenwerken.
- Drempels weg. Zoals financiële drempels voor een gezonde leefstijl. Taaldrempels voor het invullen van formulieren. Afstandsdrempels voor het deelnemen aan groepsondersteuning.
- Actieve promotie, door artsen en andere hulpverleners. We kunnen er niet vanuit gaan dat mensen zelf wel op zoek gaan naar ondersteuning, zeker niet bij mensen met een lagere sociaaleconomische positie of mensen met veel stress.
- En tot slot moeten we het aantrekkelijk maken om de richting van de trap op te lopen. Daarbij is het ’t meest effectief om interventies samen met de doelgroep te ontwikkelen. Want je hebt niets aan een effectieve interventie die niemand gebruikt of volhoudt.
Pas als aan deze voorwaarden wordt voldaan, kun je mensen uit deze groep bereiken en verleiden om de trap naar leefstijlverbetering te gaan beklimmen.
Elementen
Wat is vervolgens voor hen de meest effectieve ondersteuning? Die vraag is – u raadt het al – makkelijker gesteld dan beantwoord. ‘We weten het nog niet volledig,’ zei Nagelhout. Er zijn veel verschillende elementen die een rol spelen. ‘Die wil je eigenlijk tegelijk inzetten. Maar dat maakt het ook lastig om de afzonderlijke elementen wetenschappelijk te onderzoeken.’
Het goede nieuws is dat we bijvoorbeeld vanuit kwalitatief onderzoek onder professionals wel een goed beeld hebben van welke elementen waarschijnlijk belangrijk zijn. Dat zijn onder andere groepsondersteuning, eenvoudig informatiemateriaal en het inzetten op kleine, haalbare en praktische veranderingen. Verder is het van belang dat professionals een niet oordelende, respectvolle en menselijke houding aannemen. En ook tijdens de interventieperiode helpt het deelnemers wanneer er aandacht is voor onderliggende problemen en wanneer ze leren om te gaan met stressvolle situaties, zodat ze voorbereid zijn op een terugval.
Laaghangend fruit
Van het individu en zijn sociale omgeving verbreedde Nagelhout het perspectief: tot de gemeenschap, de leef- en werkcondities en de omgevingsfactoren. Want ook die spelen een grote rol in het welslagen van leefstijlverandering. Een heel concreet voorbeeld: leefstijladviezen zijn niet zo effectief voor mensen met een smalle beurs als hun voedselbankpakketten witbrood, hagelslag, koeken en frisdrank blijven bevatten.
Aan beleidsmakers gaf ze mee dat het gezondheidsbeleid beter kan en moet. Over het Preventieakkoord was ze kritisch: ‘Met de maatregelen die genoemd staan in het akkoord zullen de ambities voor 2040 niet gehaald worden en zullen mensen met een lagere sociaaleconomische positie nauwelijks geholpen zijn.’ De afspraken zijn in haar ogen te vrijblijvend (zelfregulering, eerst meer onderzoek), omdat vertegenwoordigers van onder meer de voedingsindustrie aan tafel zaten.
De focus van gezondheidsbevordering door de overheid lijkt bovendien steeds meer te liggen op de algemene bevolking. Ze hield een pleidooi voor een integraal gezondheidsbeleid dat meer gericht is op de doelgroep die het ’t hardst nodig heeft. ‘Het is aantrekkelijk om je te richten op “laaghangend fruit”, doelgroepen die met een klein zetje of een generieke maatregel of campagne al te bewegen zijn tot gezonder gedrag. Niet op de mensen bij wie leefstijlverandering om veel investeringen vraagt in tijd, geld en menskracht omdat zij hulp nodig hebben op meerdere fronten. We moeten echter niet vergeten dat zij nu ook al hogere zorgkosten maken en dat we dus al betalen voor de minder goede gezondheid van mensen met een lager inkomen of lager opleidingsniveau. Daar valt dan ook de grootste gezondheidswinst te behalen.’