Het aantal mensen met een meervoudige zorgvraag groeit. Maar de zorg, zo constateert de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, is daar niet op ingericht. ‘Mensen verdwalen in de zorg.’ Een persoonlijk, wettelijk verankerd zorgleefplan waarvan de cliënt eigenaar is, geeft hen de regie terug, aldus de RVS in het advies Heft in eigen hand.
Zorgverleners en zorgorganisaties specialiseren zich steeds verder. Tegelijkertijd zijn steeds meer zorgvragers aangewezen op meerdere zorg- en hulpverleners – inclusief mantelzorgers en vrijwilligers – van verschillende organisaties, vaak uit verschillende domeinen. Zorg verschuift van overzichtelijke, afgebakende instellingszorg naar zorg in netwerken die groot en dynamisch zijn en waar verantwoordelijkheden niet altijd helder zijn. Zorgaanbod en zorgbehoefte ontwikkelen zich hiermee in tegengestelde richtingen.
‘Mensen verdwalen in de zorg,’ stelde RVS-voorzitter Pauline Meurs dan ook vast. De RVS vindt het daarom tijd voor ‘een fundamentele verandering in het denken en doen van cliënten en zorgverleners maar ook van de wetgever en beleidsmakkers.’ De oplossing ligt volgens de Raad in een persoonlijk, digitaal zorgleefplan, inclusief het persoonlijk gezondheidsdossier, waar de cliënt eigenaar van is en volledige zeggenschap over heeft.
Dat zorgleefplan moet wettelijk geborgd zijn. Alle afspraken die cliënt en zorgverleners maken staan erin, inclusief de follow up. Zorgverleners werken verplicht mee. De cliënt moet, kortom, regisseur worden over zijn eigen zorg. En wie dat zelf niet kan of wil, kan een naaste machtigen. Of, als dat niet gaat, een beroep doen op een regiebehandelaar die namens hem of haar de regie neemt: een professional die een groot aandeel heeft in de zorg- of hulpverlening en een mandaat heeft namens de cliënt, plus doorzettingsmacht.
Dit uitgangspunt van zorg in netwerken rond personen vraagt van iedereen grenzenwerk. Bestaande schotten opheffen, dat is onbegonnen werk. Zaak is er flexibel mee om te gaan. Meurs: ‘Professionals moeten bereid zijn en de ruimte krijgen om voorbij de grenzen van de eigen discipline en organisatie te kijken. Het vraagt om delen in plaats van verdelen van verantwoordelijkheden. En het vraagt om het opnieuw doordenken van professioneel handelen en het leren omgaan met verschillende beroepen. Veel aandacht zal dan ook uit moeten gaan naar opleiding en andere vormen van kennisuitwisseling rond netwerkzorg.’
In het verlengde daarvan wordt aan zorginkopers en toezichthouders gevraagd de nodige ruimte te bieden. Wat betreft financiering: er bestaan op dit moment al mogelijkheden om afzonderlijke budgetten of bekostigingsstromen rond mensen of gezinnen met meerdere problemen te bundelen. De Raad beveelt aan verder te experimenteren met dergelijke gebundelde bekostigingsvormen, en om daarnaast te onderzoeken hoe de betrokken betalers op een meer structurele manier kosten kunnen verrekenen.
Cora Postema, oprichter van De sprekende mantelzorger en Het Ministerie van Leven, was positief over het advies. ‘De nadruk die gelegd wordt op de regierol voor de cliënt is koren op mijn molen.’ Ze vond overigens het woord mantelzorger minder geslaagd en wilde het, mede aansluitend op dit advies, graag vervangen door regie-assistent. ‘Dat is precies wat die persoon doet: de hulpvrager helpen zo lang mogelijk regie te houden.’ Ook pleitte ze ervoor de term zorgleefplan te vervangen door leefhulpplan.
Eerste Kamerlid Jopie Nooren, tevens bestuursvoorzitter van Bartimeus, nam het advies in ontvangst. Nooren: ‘Ik ben blij dat de RVS zich niet heeft laten verleiden tot een systeemdiscussie maar in plaats daarvan begint en eindigt bij de mens.’ Wel had ze nog een paar vragen naar aanleiding van het advies, zoals: ‘Wie gaat het zorgleefplan ontwikkelen?’ en ‘Hoe ver reikt de doorzettingsmacht?’ Over de uitvoering zijn dus nog wat noten te kraken. De RVS was overigens de eerste die zich daarvan bewust was, gaf Meurs aan.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.