Op de Dag van het Toezicht kwamen de leden van maar liefst zes toezichthoudende verenigingen, waaronder de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorg en Welzijn (NVTZ), bij elkaar om de toekomst van het toezicht te verkennen. Met Burgers Zoo als locatie lagen de metaforen voor de hand.
Niet voor niets was Mark van Vugt uitgenodigd als een van de sprekers. Hij is hoogleraar Evolutionaire psychologie en arbeids- en organisatiepsychologie aan de Vrije Universiteit. Van Vugt ging in op het onderwerp leiderschap en deed dat, uiteraard, vanuit de evolutionaire leiderschapstheorie. Hij illustreerde zijn verhaal met sprekende onderzoeksresultaten.
Mythes over leiderschap
Het belang van leiderschap is groot voor een organisatie. ‘Leiderschap maakt het verschil. Een CEO is verantwoordelijk voor 14 procent van de variatie in bedrijfswinst.’ Maar wat is eigenlijk leiderschap? Van Vugt ontrafelde een paar mythen over leiderschap. Zoals: leiderschap is uniek menselijk. Niet waar. ‘Voor leiderschap heb je weinig hersenen nodig: ook de dierenwereld kent leiders. Bijen hebben een soort scout in de groep. Dat is hun leider. En bij olifanten is het oudste vrouwtje van de groep de leider.’
Een tweede mythe: we kiezen onze leiders op basis van hun competenties. Niet dus. ‘We vinden hun uiterlijk belangrijker. Lengte, bijvoorbeeld. En in oorlogstijd kiezen we liever een mannelijke dan een vrouwelijke president.’ En dan de toezichtmythe: toezicht houden zit in onze genen. Helaas. ‘Ons brein is niet geëvolueerd om toezicht te houden op zaken buiten ons eigenbelang. We zijn volgers, kuddedieren. Een kritisch en onafhankelijk oordeel vormen, tegen de stroom in, vinden we lastig.’
Wat kunnen we hieruit leren? ‘Onder andere dat we toegevoegde waarde moeten leveren om mensen mee te krijgen. Want mensen volgen leiders, geen managers. Beoordeel verder leiders niet alleen op hun uiterlijk – het glazen plafond is een overblijfsel van de evolutionaire geschiedenis. Maak daarnaast toezichthouders meer (persoonlijk) verantwoordelijk. En o ja, neem af en toe eens een kijkje in de dierentuin.’
Chimp en bonobo
Harry Kunneman, socioloog en hoogleraar Sociale filosofie aan de Universiteit voor Humanistiek, reikte handvatten aan voor iets wat vandaag de dag steeds belangrijker gevonden wordt voor goed leiderschap: het ontwikkelen van moreel kapitaal. Als reactie op wat hij noemt de economie van het dikke ik – consumeren, presteren, concurreren, winnen – gaan mensen her en der op zoek naar nieuwe, morele hulpbronnen. ‘De vraag voor u als toezichthouder is hoe u kunt bijdragen aan de ontwikkeling van die morele hulpbronnen van organisaties waarvoor u medeverantwoordelijk bent.’
Aan de hand van het werk van relationeel bioloog en primatoloog Frans de Waal toonde Kunneman aan dat het beeld dat wij hebben van moraliteit de afgelopen decennia is gekanteld. ‘Morele vooruitgang is lange tijd voorgesteld als het overwinnen van “het beest in de mens” met behulp van liefde, solidariteit en zorgzaamheid. Maar het één is niet beter dan het ander, zo heeft De Waal aangetoond. We hebben zowel het chimp register als het bonobo register nodig, beide registers voldeden al voordat de mens zijn intrede deed.’
Aanknopingspunten
Doordenkend vanuit de ideeën van De Waal en andere relationeel biologen plaatst Kunneman de sociale relaties tussen levende wezens op een spectrum van destructie/exploitatie via samenwerking en coöperatie naar zorg, spel en liefde. ‘Voor morele vooruitgang biedt het middelste deel van dat spectrum de meeste aanknopingspunten. Meer dan het rechterdeel. Want in het laatste geval zou je problemen weg definiëren. Juist door samen te werken – Kunneman spreekt van verbindende coöperatie – kun je problemen rond macht en calculatie vreedzaam begrenzen. Dat zorgt voor morele binding.’
Om tot die verbindende coöperatie te komen zijn er morele hulpbronnen: ambachtelijkheid; gezel-schapsvorming op basis van respect, vertrouwen en zorgzaamheid; vreedzame begrenzing; en verrijkende verhalen ‘in plaats van geklaag en cynische verhalen.’ Toezien op het versterken van die hulpbronnen in organisaties en op de manier waarop ermee wordt omgegaan is volgens Kunneman een van de belangrijkste toekomstige uitdagingen van toezichthouders. ‘En natuurlijk is het van belang dat toezichthouders ook onderling en samen met bestuurders werken aan de toename van moreel kapitaal door die hulpbronnen zelf actief te benutten.’
Dit congres werd georganiseerd door de volgende verenigingen van toezichthouders: zorg en welzijn (NVTZ), woningcorporaties (VTW) kinderopvang (NVTK), pensioensector (VITP), cultuur (NVTC), onderwijsinstellingen (VTOI).